Het syndroom van Down wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van een extra kopie van het chromosoom 21 in de lichaamscellen. Dat betekent dat er in de lichaamscellen geen twee maar drie exemplaren van het 21e chromosoom aanwezig zijn. Iedereen kan een kindje met downsyndroom krijgen. De kans neemt toe met de leeftijd van de moeder. Per jaar worden in Nederland ongeveer 200 kinderen met het downsyndroom geboren.
Het extra chromosoom leidt tot verschillende lichamelijke kenmerken, gezondheidsproblemen en verstandelijke beperkingen.
Een van de meest herkenbare kenmerken van het syndroom van Down is de fundamentele gezichtsstructuur zoals enigszins schuin geplaatste ogen met een extra huidplooi, een ronder gezicht, korte nek, een kleinere en plattere neus, kleine oren en een kleine mond met een in verhouding grote tong. Andere uiterlijke kenmerken zijn bijvoorbeeld kortere armen en benen in verhouding tot de romp en een doorlopende handlijn (de zogenaamde viervingerlijn).
Kinderen met downsyndroom hebben een verhoogd risico op verschillende gezondheidsproblemen, zoals hartafwijkingen, gehoor- en gezichtsproblemen, maag- en darmproblemen en schildklierproblemen. Daarnaast hebben mensen met het syndroom van Down meestal een lager spierspanningsniveau. Dit kan invloed hebben op de motorische vaardigheden en de lichamelijke ontwikkeling. Hoewel de mate van beperking verschilt, hebben kinderen met het syndroom van Down een lichte tot ernstige verstandelijke beperking. Dit betekent dat ze vaak wat meer tijd en ondersteuning nodig hebben om nieuwe vaardigheden te leren en zich te ontwikkelen.
Kinderen met downsyndroom leren langzamer dan kinderen zonder downsyndroom. Het duurt bij hen langer voordat ze bijvoorbeeld kunnen praten, lopen of zwemmen. Jonge kinderen kunnen meestal naar de reguliere kinderopvang. Meer dan de helft van de kinderen begint op een gewone basisschool. Ze leren lezen en schrijven. Zij hebben vrienden en gaan sporten. Als ze ouder worden, stromen meer kinderen door naar het speciaal onderwijs. Kinderen met downsyndroom hebben hulp nodig om te leren en hebben meer stimulatie nodig om zich te kunnen ontwikkelen. Op 13-jarige leeftijd zitten 76 van de 100 kinderen op het speciaal onderwijs en 17 op een reguliere school. Ongeveer 5 van de 100 kinderen gaan nooit naar school. Veel mensen met downsyndroom doen vrijwilligerswerk of gaan naar de dagbesteding. Een enkeling heeft een betaalde baan. Wat de mogelijkheden zijn, hangt af van de verstandelijke beperking en van de mogelijkheden die de maatschappij biedt. Als ze ouder zijn, wonen de meeste mensen met downsyndroom in kleinschalige woonprojecten of gaan begeleid zelfstandig wonen. (bron: rijksoverheid)
Fonds Kind & Handicap helpt kinderen met een beperking zich te ontwikkelen. Wij vinden het belangrijk dat kinderen met een beperking kunnen meedoen en dat ze zich kunnen voorbereiden op een zo zelfstandig mogelijk en gelukkig leven! Wij geven zowel financiële hulp aan individuen als financiële bijdragen aan projecten voor kinderen en jongeren met downsyndroom. Zoals bijdragen aan:
Aangepast leermateriaal
Hulpmiddelen
Sport
Zwemlessen
Therapeutisch paardrijden
Wooninitiatieven
Geluksmomenten
Lotgenotendagen
Muziekprojecten
Caetano en Presheen hebben downsyndroom. Lees hun verhaal!
Deel dit artikel: