Tekst: Suzanne Huig
Foto's: Peter Snaterse
‘Ik zie ongeveer 25 procent. Ik kan dingen op een afstand van een paar meter niet goed zien. Ik zie de dingen dichtbij een beetje wazig. Ik zie vlekken in plaats van details. Ik kan bijvoorbeeld wel iemand zijn gezicht zien. Maar ik zie niet of iemand een sieraad draagt’, legt Sudem uit.
‘Ik ben ook kleurenblind. Ik zie alles in witte, grijze en zwarte tinten. Ik weet niet hoe kleuren eruitzien omdat ik nooit kleuren heb gezien. Ik ben wel benieuwd hoe alles er in kleur uitziet. Maar ik ga waarschijnlijk nooit kleuren kunnen zien’, vertelt Sudem.
Sudem: ‘Licht doet pijn aan mijn ogen. Ik zie witte vlekken als er licht in mijn ogen schijnt. Ik kan dan niets zien. Ik draag daarom buiten altijd een bril met donkere glazen om mijn ogen te beschermen tegen licht. Ik draag binnen een bril met speciale glazen die mijn ogen beschermen tegen het licht van lampen. Ik heb daardoor minder last van het licht.’
‘Ik heb op school hulpmiddelen. Hulpmiddelen zijn dingen die ik gebruik om iets gemakkelijker te kunnen doen. Ik heb bijvoorbeeld een speciale tafel. Ik kan mijn tafel omhoog zetten zodat de spullen op mijn tafel dichter bij mijn gezicht liggen. Ik kan de spullen daardoor beter zien. Ik heb ook een vergrootglas. Ik gebruik mijn vergrootglas als ik kleine letters wil lezen. Ik gebruik in de klas soms ook een speciale computer om teksten te vergroten. Ik heb in de klas ook een iPad waarop ik teksten kan lezen en opdrachten kan maken. Ik kan op mijn iPad makkelijk letters vergroten als ik iets niet kan lezen’, vertelt Sudem.
‘Ik heb op mijn tafel een scherm met daarop een camera staan. Die camera filmt wat er in de klas gebeurt. Ik zie op het scherm wat de camera filmt. Ik kan de camera besturen. Ik kan de camera bijvoorbeeld op mijn juf of op het schoolbord richten. Ik kan de lessen daardoor goed volgen’, legt Sudem uit.
‘Ik voel me anders dan mijn klasgenoten. Ik kan dingen niet die voor mijn klasgenoten heel makkelijk zijn. Ik kan bijvoorbeeld geen bordspel spelen omdat ik de details van een spel niet kan zien. Mijn klasgenoten zijn gelukkig heel lief voor mij. Ze helpen mij als ik hulp nodig heb. Ik voel me dankzij mijn klasgenoten nooit alleen of buitengesloten. Ik ben daar heel blij mee’, vertelt Sudem.
‘Mijn vader heeft dezelfde beperking als ik. Hij is mijn voorbeeld. Hij heeft mij geleerd dat ik alles kan proberen. Ik kan daardoor ontdekken wat ik allemaal zelf kan. Ik heb al ontdekt dat ik heel veel kan. Ik heb door mijn vader zelfvertrouwen gekregen’, zegt Sudem trots.
Deel dit artikel: