Stan en Max gamen vaak samen
Tekst en foto's Suzanne Huig
‘De aandoening die ik heb is heel zeldzaam. In Nederland zijn er nog 3 mensen die hetzelfde hebben als ik’, vertel Stan. ‘Dokters doen helaas geen onderzoek naar de aandoening omdat maar zo weinig mensen de aandoening hebben’, legt Max uit.
‘Mijn botten zijn anders en mijn gewrichten slijten. Ik moet daarom 2 keer per jaar op controle in het ziekenhuis. De dokters kijken dan hoe mijn botten groeien en welke operaties ik nodig heb om zo min mogelijk pijn te hebben. Dokters kunnen verder helaas niets voor mij doen. Ik neem iedere dag pijnstillers in tegen de pijn. Ik merk door de pijn dat er iets mis is met mijn lichaam’, vertel Stan.
Stan gebruikt een traplift om naar boven te gaan
‘Onze ouders beschermden mij heel erg. Ze wilden dat ik bijna niets deed om te voorkomen dat ik pijn had. Ik vond dat niet fijn. We hebben daarover gepraat met elkaar. Ik beslis nu zelf wat ik wel en niet doe. Ik probeer zoveel mogelijk te doen. Soms lukt iets niet of heb ik veel pijn nadat ik iets heb geprobeerd. Ik rust dan een paar dagen uit’, vertelt Stan.
Max maakte zich de afgelopen jaren vaak zorgen om Stan. Max: ‘Ik wilde altijd weten waar hij was zodat ik hem kon helpen en beschermen. Ik ben er nu aan gewend dat Stan een aandoening heeft. Ik vind het vervelend voor hem als hij pijn heeft. En ik maak me zorgen als hij wordt geopereerd. Maar op andere momenten ben ik gewend aan de situatie.’
Buiten gebruikt Stan een rolstoel, omdat hij niet ver kan lopen.
Max: ‘Ik probeer te kijken wat we samen kunnen doen zodat het voor Stan fijn is. Ik speel bijvoorbeeld altijd rustig als ik met hem stoei of op de trampoline speel.’ Stan: ‘Ik durf met Max wilder te spelen omdat ik weet dat Max rekening met mij houdt. Ik durf met andere kinderen niet wild te spelen.’ Max: ‘Ik probeer zoveel mogelijk rekening te houden met Stan.’
Max: ‘Stan heeft hulpmiddelen zodat sommige dingen makkelijker voor hem worden. Stan kan bijvoorbeeld niet lang staan. We hebben in de douche daarom een stoel staan zodat Stan kan zitten tijdens het douchen.’ Stan: ‘Ik kan ook niet ver lopen. Ik heb daarom een rolstoel voor als ik naar buiten ga. Het is voor mij ook heel lastig om trap te lopen. Ik heb thuis daarom een traplift om naar boven te gaan.’
Max: ‘Ik vind het vervelend dat we vaak worden bekeken op straat omdat Stan er anders uitziet. Ik krijg daardoor het gevoel dat mensen ons raar vinden. Dat vind ik niet fijn.’ Stan: ‘Ik vind het ook vervelend dat mensen naar mij kijken. Kinderen die ziek zijn of een beperking hebben, vinden het fijn om erbij te horen. Het is niet fijn als mensen anders op je reageren. Ik heb liever dat mensen aan mij vragen wat er met mij aan de hand is. Ik voel dan dat ze mij respecteren zoals ik ben.’
Zelfs hier in Nederland, waar alles goed geregeld lijkt te zijn, krijgen kinderen met een handicap of chronische ziekte niet altijd de kans om mee te kunnen doen in de maatschappij. Regelmatig vallen deze kinderen tussen wal en schip bij instanties en verzekeraars.
Voor juist die kinderen en hun ouders is Fonds Kind & Handicap er. Als ze nergens anders terecht kunnen met een aanvraag, zijn wij hun laatste vangnet. Zo kunnen kinderen met een handicap of chronische ziekte ook meedoen. Help jij ook mee?
In Nederland wonen naar schatting tussen de 109.000 en 129.000 kinderen met een handicap (exclusief psychiatrie).
Dit is ongeveer 3,5% van alle kinderen van 0 tot en met 17 jaar.
Veel ouders worden dagelijks geconfronteerd met zorgen, onwetendheid, regelzaken, financiele problemen. Maar ook met onbegrip over hun situatie, van vrienden en familie. Die niet goed beseffen wat het betekent als je 24 uur per dag bij je kind moet zijn, letterlijk, en dus niet zomaar tussendoor even kunt douchen of samen lunchen. Dat je weer niet samen naar de verjaardag kunt komen omdat één van jullie thuis moet blijven omdat het feestje je kind teveel prikkels geeft.
Lees ook de andere openhartige en ontroerende verhalen
Deel dit artikel: